Aquila verreauxii (Lesson, 1830)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Aquila |
Verraux's eagle | Aigle de Verreaux | ||
Kaffernadler | Aquila di Verreaux | ||
Orzel czarny | Águia-preta | ||
Klippörn | Aguila cafre | ||
Verreauxørn | Кафрский орёл |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie van deze soort is stabiel. |
Er zijn geen ondersoorten gemeld (monotypisch). |
Afmetingen en gewichten: Lengte : circa 90 cm Spanwijdte : 225 - 245 cm Gewicht : (M) 3800 gram / (V) 4800 gram |
Kenmerken: Volwassen vogels zijn vanaf ongeveer het 5de levensjaar grotendeels zwart gekleurd, met een witte stuit en twee witte strepen, die op de rug een opvallende V-vormen, waaraan ze gemakkelijk te herkennen zijn. Bovendien hebben ze aan de basis van de handpennen een lichte vlek; ook jonge vogels vertonen dit vleugelveld. Verder zijn jonge vogels meer bruingeel met een geelwitte buik. Volwassen Zwarte Arenden kunnen dankzij hun contrastrijke tekening met geen enkele andere soort worden verward. Ook juveniele en immature Zwarte Arenden zijn dankzij hun typische vleugelvorm gemakkelijk te onderscheiden van de jongen van andere Aquila-soorten (Keizerarend, Steppearend, Steenarend). De armvleugel is aan de basis smal en in het midden breed. |
Vlucht: De Zwarte Arend kan dankzij de sterke opgaande luchtstromingen langs de opgewarmde rotswanden van zijn broedgebied grote afstanden afleggen zonder één vleugelslag. Daarbij kan hij afremmen met zijn staart of door een nonchalant ogende vleugelslag versnellen. Deze manier van jagen is er geheel op gericht om zijn belangrijkste prooidier, de klipdas, te verrassen. De arenden zweven dicht langs de rotsen, om plotseling om de hoek op te duiken en zo een grazende of zonnende klipdas te vangen. Vaak jagen beide partners van een paar samen, om elkaar aan te vullen, ook met een stootduik vanaf grote hoogte of vanaf een zitplaats. |
Habitat: In Noord-Afrika komt deze arend alleen voor in ruige, woestijnachtige gebergten, ver van de menselijke bewoning. In Oost- en Zuid-Afrika, waar de soort ten dele wijdverbreid is, bewoont hij droge savannen met rotsformaties en de landschappen van de Oost-Afrikaanse Grote Slenk. |
Geluid: De Zwarte Arend laat zich relatief zelden horen. In de baltstijd ie een langgerekt ‘hiii-ouh’ te horen, bij opwinding een luid ‘chei-ouw’. |
Voedsel: Naast de klipdassen, die 90% van het voedsel kunnen uitmaken, worden ook jonge antilopen, hazen, parelhoenders en frankolijnen buitgemaakt. |
Voortplanting: Zwarte Arenden worden op een leeftijd van vier jaar geslachtsrijp. Het nest wordt meestal op de rotsen gebouwd, vaak vrij liggend en blootgesteld aan de felle zonneschijn. Op een bepaald moment van de dag ligt het echter in de schaduw van nabije struiken of overhangende rotsen. Het nest is doorgaans 60 – 180 cm hoog, met een doorsnede tot 240 cm. Begin van de leg in Arabië in januari, in Ethiopië in november of december. Legselgrootte 1-3 eieren (77x59 mm; 150 gram), met slechts enkele bruine vlekken op een lichte ondergrond. Leginterval 4 dagen. Broedduur 44-46 dagen. Verblijfsduur van de jongen in het nest 95-99 dagen. |
Overige: |
Leefgebied: Angola; Botswana; Centraal Afrikaanse Republiek; Tsjaad; Djibouti; Egypte; Eritrea; Eswatini; Ethiopië; Israël; Jordanië; Kenia; Lesotho; Malawi; Mozambique; Namibië; Niger; Oman; Saoedi-Arabië; Somalië; Zuid-Afrika; Zuid Soedan; Soedan; Tanzania, Verenigde Republiek; Oeganda; Jemen; Zambia; Zimbabwe |