Circus Cyaneus (Linnaeus, 1766)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Circus |
Hen harrier | Busard Saint-Martin | ||
Kornweihe | Albenella reale | ||
błotniak zbożowy | Tartaranhão azulado | ||
Blå kärrhök | Aguilucho pálido | ||
Blå Kærhøg | Полевой лунь |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort loopt terug. Er leven naar schatting 100.000 tot 500.000 volwassen exemplaren in het wild. |
Circus cyaneus is gesplitst in 2 soorten: - Circus cyaneus - Circus hudsonius |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 43 - 52 cm Spanwijdte : 100 - 120 cm Gewicht : (M) circa 350 gram / (V) circa 510 gram |
Kenmerken: Net als bij alle kiekendieven: erg slank met een lange staart en vleugels, die tijdens de glij- en zweefvlucht schuin omhoog worden gehouden. Bij het uitgekleurde mannetje ziet men in de vlucht dat de lichtblauwgrijze bovenzijde en de witachtige onderkant fel contrasteren met de zwarte vleugelpunten (4de - 10de handpen, gerekend vanuit het midden). Bij de Steppekiekendief, die zeer veel op de blauwe lijkt, zijn de 6de - 9de handpen zwart en is de 6de handpen duidelijk korter dan de 9de, terwijl deze bij de blauwe kiekendief beide even lang zijn. Een volwassen mannetje van de Blauwe Kiekendief is van dat van de Grauwe Kiekendief te onderscheiden door zuiver witte bovenstaartdekveren en het ontbreken van een zwarte vleugelstreep. De bruinachtig gekleurde vrouwtjes en ook de jonge vogels van de blauwe en de grauwe kiekendief (evenals de steppe kiekendief) lijken echter zo sterk op elkaar, dat een zekere soortbepaling in vlucht vaak niet mogelijk is. Van alle drie soorten hebben de wijfjes en de jonge vogels witte bovenstaartdekveren. Wanneer men dergelijke vogels in het winterhalfjaar ziet (tussen eind oktober en begin april), dan zijn dat vrijwel altijd blauwe kiekendieven, omdat grauwe kiekendieven zich dan in hun Afrikaanse winterkwartier bevinden. Bij de Blauwe Kiekendieven zijn de vleugels doorgaans wat breder en korter dan bij de nog slankere grauwe kiekendief. |
Vlucht: Vleugelpunten zwak afgerond, staart tamelijk lang. De Blauwe Kiekendief zweeft en glijdt net als de andere kiekendieven met iets boven horizontaal gehouden vleugels. |
Habitat: Als broed- en jachtgebied wordt de voorkeur gegeven aan open terreinen, zoals heidevelden, moerassen, verlandingszones en vochtige weilanden, maar ook duingebieden en jonge bosaanplantingen. Tijdens de doortrek en ook 's winters wordt gejaagd boven akkers en weilanden. Overwinterende exemplaren hebben vaak een gemeenschappelijke slaapplaats, die vaak jaren achtereen wordt gebruikt. |
Geluid: Op de broedplaats is vaak een gekekker te horen. |
Voedsel: In een lage, zwevende zoekvlucht, bij voorkeur schuin tegen de wind in, die langzaam plaatsvindt, zoekt de Blauwe Kiekendief systematisch het gebied af. Ontdekt hij een prooi, dan laat hij zich er zeer snel en behendig op neerploffen. Het voedsel kan, afhankelijk van zowel de plaats als het jaargetijde verschillend zijn, maar toch hebben kleine zoogdieren, vooral veldmuizen, de voorkeur. 's Zomers maken ook jonge vogels een flink deel van het voedsel uit. 's Winters heeft de kiekendief dagelijks circa tien woelmuizen als voedsel nodig. |
Voortplanting: Het broeden begint meestal in het tweede levensjaar. In Midden-Europa komen de vogels meestal begin april op de broedplaatsen aan. Het mannetje bezet een territorium en tracht door middel van opvallende, acrobatische vluchten een vrouwtje te lokken. Bij een dichte bezetting komt het regelmatig voor dat een volwassen mannetje twee of drie vrouwtjes paart, die hij op de grond van zijn jachtsucces van voldoende voedsel kan voorzien. De horst wordt, voornamelijk door het vrouwtje, op de grond gebouwd, goed verborgen in dichte vegetatie. Broedtijd hoofdzakelijk mei; Legselgrootte: 4 - 6 dofwitte eieren (46 x 35 mm, 33 gram), die meestal om de twee dagen worden gelegd; Broedduur: gemiddeld 31 dagen. |
Overige: In de broedtijd voeren deze kiekendieven opvallende baltsvluchten uit: het mannetje laat zich met gevouwen vleugels van een hoogte van 20 - 30 meter vrijwel loodrecht vallen, herstelt zich, stijgt met krachtige vleugelslagen steil omhoog en herhaalt dezelfde manoeuvre een keer of twintig. Bij de overgang tussen het opstijgen en vernieuwde duikvlucht wordt soms een salto ruggelings gemaakt. In tegenstelling tot de andere kiekendieven is de Blauwe Kiekendief op de broedplaats zeer agressief tegen indringers. Na de broedtijd gaan de kiekendieven vaak naar een gezamenlijke slaapplaats. De Blauwe Kiekendief is een zwerf- en trekvogel. De vogels uit Scandinavië overwinteren deels in Zuid-Zweden, Zuid-Noorwegen of in Midden- en West-Europa. Het merendeel van de Midden-Europese blauwe kiekendieven trekt naar het Middellandse Zeegebied, naar Noord-Afrika, Egypte en Arabië. Vertrek naar de overwinteringgebieden in augustus. Eind mei zijn ze terug in het broedgebied. |
Leefgebied: Algerije; Oostenrijk; Azerbeidzjan; Bangladesh; Wit-Rusland; België; Bhutan; Bosnië-Herzegovina; Bulgarije; Cambodja; Kroatië; Cyprus; Tsjechië; Denemarken; Egypte; Estland; Finland; Frankrijk; Georgië; Duitsland; Gibraltar; Griekenland; Hong Kong; India; Ierland; Israël; Italië; Japan; Jordanië; Kazachstan; Korea, Democratische Volksrepubliek; Korea, republiek van; Kirgizië; Lao Democratische Volksrepubliek; Letland; Libanon; Libië; Litouwen; Luxemburg; Malta; Moldavië; Marokko; Myanmar; Nepal; Nederland; Oman; Pakistan; Palestina, staat van; Polen; Portugal; Roemenië; Russische Federatie (Europees Rusland); Slowakije; Spanje (Canarische eilanden); Zweden; Taiwan, provincie China; Tadzjikistan; Thailand; Tunesië; Kalkoen; Turkmenistan; Oekraïne; Verenigd Koningkrijk; Oezbekistan; Vietnam. Broedgebied: China; Mongolië; Noorwegen; Russische Federatie (Centraal-Aziatisch Rusland, Oost-Aziatisch Rusland). |