Accipiter albogularis (Gray, 1870)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Accipiter |
Pied goshawk | Autour pie | ||
Elsterhabicht | Astore bianco e nero | ||
Krogulec bialobrzuchy | Açor alvinegro | ||
Skathök | Gavilán Pío | ||
Hvidstrubet Duehøg | Сорочий ястреб |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort is stabiel Populatie trend van deze
soort is stabiel. Er leven naar schatting 670 tot 6.700 volwassen exemplaren in het wild. |
Accipiter albogularis heeft 5 ondersoorten: - Accipiter albogularis albogularis - Accipiter albogularis eichhorni - Accipiter albogularis woodfordi - Accipiter albogularis gilvus - Accipiter albogularis sharpei |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 33 - 43 cm Spanwijdte : 60 - 80 cm Gewicht : (M) circa 170 - 250 gram / (V) circa 365 - 440 gram |
Kenmerken: De bonte havik is niet zo groot als de in Europa voorkomende havik, maar wel een paar centimeter groter dan de sperwer, 37 cm. Er komen twee kleurfases van de bonte havik voor, waarvan er een helemaal zwart is met een rodige iris. De tweede kleurfase is donker leigrijs van boven en van onder contrasterend wit, met oranjegele ogen. Soms hebben bonte haviken een roodbruine vlek, die als een soort kraag achter de kop is waar te nemen. Onvolwassen vogels zijn donkerbruin met strepen. |
Vlucht: |
Habitat: De bonte havik komt voor op de Salomonseilanden. Het leefgebied bestaat uit overgang van regenwoud naar open terrein, secondair bos, buitenwijken van steden in het laagland. De donkere vorm komt mogelijk meer voor in heuvellandbos. |
Geluid: |
Voedsel: |
Voortplanting: Bonte haviken broeden van juli tot september. Ze bouwen nesten in hoge bomen. |
Overige: |