Falco rusticolus (Linnaeus, 1758)
Orde | Familie | Genus |
Falconiformes | Falconidae | Falco |
Gyrfalcon | Faucon gerfaut | ||
Gerfalke | Girfalco | ||
Białozór | Falcão gerifalte | ||
Jaktfalk | Halcón Gerifalte | ||
Jagtfalk | Кречет |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort is stabiel Er leven naar schatting 20.000 tot 49.999 volwassen exemplaren in het wild. |
Falco rusticolus heeft 3 ondersoorten: - Falco rusticolus rusticolus - Falco rusticolus uralensis - Falco rusticolus gyrfalco |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 50 - 60 cm Spanwijdte : 110 - 130 cm Gewicht : (M) circa 1070 gram / (V) circa 1710 gram |
Kenmerken: In vlucht is hij door zijn grotere afmetingen, zijn bredere en niet zo spitse vleugels en de langere staart goed te onderscheiden van de slechtvalk. De kleur van het gevederte varieert van grijsbruin tot grijs in het subarctische gebied, tot vrijwel sneeuwwit ver in het noordpoolgebied (bijvoorbeeld noordelijk Groenland). De baardstreep is erg smal en ontbreekt veelal bij de witte vogels. Bij de volwassen Noord-Europese vogels is de bovenzijde grijs met een donkere dwarsbandering; de onderkant is witachtig met donkere vlekken. Jonge vogels zijn van boven effen en van onderen licht met donkere lengtevlekken. |
Vlucht: |
Habitat: Heeft een open terrein nodig om te jagen en rotsen om op te broeden. Vandaar dat hij de voorkeur geeft aan brede rivierdelen met rotsen. Ook komt hij voor aan rotskusten, het liefst in de buurt van zeevogelkolonies. In Scandinavië worden ook de fjeld-gebieden boven de boomgrens bewoond en rotswanden van de fjorden. |
Geluid: Op de broedplaats en bij agitatie een diep keffend, enigszins schor 'kjak-kjak-kjak'. |
Voedsel: De giervalk overtreft alle andere valken wat snelheid en behendigheid betreft. Hij is een uiterst veelzijdig jager, die zijn buit zowel in de lucht als op de grond kan slaan. Laag boven de grond jagend wordt de prooi gegrepen en meegenomen. Vrijwel alle soorten vogels en kleine zoogdieren die in zijn habitat voorkomen, worden bemachtigd. In de broedtijd en tijdens het grootbrengen van de jongen is de giervalk echter gespecialiseerd in sneeuwhoenders, die dan 90% van het voedsel uitmaken. Dit is gebleken uit onderzoekingen in Noorwegen als ook IJsland. Alleen bij Myvatn (IJsland) werden vooral eenden buit gemaakt. |
Voortplanting: Gewoonlijk geslachtsrijp op de leeftijd van twee jaar. De paren zijn erg trouw aan hun territorium en blijven levenslang bij elkaar. De balts begint al in februari. Meestal bevindt de broedplaats zich in een steile rotswand, in een voor regen en wind beschutte nis of spleet onder een overhangende rots. Giervalken bouwen niet zelf een horst, maar annexeren gewoonlijk een oud nest van een raaf of een ruigpootbuizerd. In de woudtoendra benutten ze ook horsten in bomen. broedtijd: In Europa vanaf de 1ste helft van april, dus vrij vroeg. Legselgrootte: meestal 3 - 4 eieren (59 x 46 mm; 69 gram), die om de twee tot drie dagen worden gelegd. Op een gelige ondergrond zijn ze fijn en dicht, lichtbruin gevlekt. Broedduur: 30 - 36 dagen; nestperiode: 46 - 49 dagen. |
Overige: |
Leefgebied: Canada; China; Finland; Frankrijk; Groenland; IJsland; Japan; Noorwegen; Russische Federatie; Russische Federatie (Centraal-Aziatisch Rusland); Zweden Bestaande (fokken): Russische Federatie (Oost-Aziatisch Rusland, Europees Rusland); Verenigde Staten Bestaande (seizoensgebondenheid onzeker): Mexico |