Ziekteverwekkers:
Organismen welke ziekten bij
roofvogels kunnen veroorzaken zijn: bacteriën, virussen, schimmels,
protozoën, wormen en insecten. Micro-organismen zijn alleen met behulp van
een microscoop waar te nemen. Tot de micro-organismen behoren bacteriën
(een bacil is een staafvormige bacterie), virussen, schimmels en protozoa.
Bacteriën worden in alle levende wezens gevonden en kunnen daar een
bepaalde functie vervullen, zoals de verering van voedsel of het maken van
eiwit. Er zijn ook kwaadaardige, ziekteverwekkende (pathogene)
micro-organismen.
De graad van kwaadaardigheid wordt bepaald door onder
andere:
- het vermogen om een ziekte te veroorzaken (virulentie);
- het aantal aanwezige micro-organismen (infectiedruk);
de mate
van gevoeligheid van de roofvogel voor het organisme. Een roofvogel is
drager, wanneer hij het ziekteverwekkende organisme bij zich heeft, maar
niet ziek is. Een roofvogel is geïnfecteerd, wanneer het ziekteverwekkende
organisme de roofvogel ziek maakt wat zich in symptomen uit. De
incubatietijd is de tijd tussen het besmetten en het uitbreken van een
ziekte.
Wat zijn worminfecties?
Inleiding:
We onderscheiden wormen van het spijsverteringskanaal, van de
ademhalingswegen en van de bloedvaten. Sommige wormen kunnen tot een
bepaalde infectiegraad in de ingewanden van de roofvogel zitten zonder
ziekteverschijnselen te veroorzaken. Wanneer deze infectiegraad wordt
overschreden of wanneer de roofvogel in slechte conditie is wordt de
roofvogel ziek.
Platwormen:
Trematoden, platwormen of zuigwormen
variëren in grootte van 3 tot 25 mm. Vele soorten hebben aan de voor- en
achterzijde van het lichaam twee zuignappen. Platwormen hebben voor hun
levenscyclus een tussengastheer nodig. Ze komen voor bij hoenderachtige,
watervogels en duiven; in een enkel geval bij import papegaaiachtige.
De ziekteverschijnselen zijn niet specifiek. De eetlust vermindert, de
roofvogel is dorstig, heeft diarree en bloedarmoede. Wanneer de parasieten
zich in de einddarm of cloaca bevinden kan dit tot legnood leiden. De
diagnose wordt bevestigd door mestonderzoek (eieren in de mest).
Bij sectie worden platwormen, afhankelijk van de soort, in de dunne darm,
blinde darmen, dikke darm, cloaca, bloedvaten, lever of andere organen
gevonden.
Lintwormen:
Cestoden of lintwormen hechten zich met
zuignappen of haakjes aan de darmwand en zijn moeilijk door de
peristaltiek van de darm uit te drijven. Ze voeden zich door absorptie van
het lichaamsoppervlak. Voor hun levenscyclus is zowel een tussengastheer
(slakken, vliegen, kevers. mieren) als een gastheer (vogel) nodig.
Wat zijn bacteriële infecties?
Bacteriën zijn
eencellige organismen. De kleinste bacteriën zijn 20 tot 30 maal groter
dan de grootste virussen. Bacteriën planten zich voort door celdeling.
Bacteriën, of de door bacteriën gevormde afvalstoffen, kunnen ziekten
veroorzaken. De ernst van de ziekte is afhankelijk van het
ziekteverwekkend vermogen van het organisme en van de ontvankelijkheid van
de roofvogel. De ziektesymptomen bij geïnfecteerde roofvogels zijn niet
specifiek; veelal opgezette veren, traagheid, verminderde voeropname en
versnelde ademhaling. Vaak hebben de roofvogels diarree.
De
diagnose 'bacteriële infectie' kan alleen worden bevestigd door
bacteriologisch onderzoek van bloed, mest, organen of weefsels. Bacteriën
worden geïdentificeerd door ze te kweken of door hun reactie met een serum
van een geïmmuniseerd dier te testen (agglutine test). Sommige bacteriën
zijn te identificeren met een microscoop.
Een gevoeligheidstest is
nodig om het tegen de ziekteverwekkende bacteriën werkzame antibioticum te
vinden. Deze gevoeligheidstest kan enkele dagen duren.
Bacteriën
worden ingedeeld in Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën. Deze
indeling werd rond 1890 door Dr. Gram geïntroduceerd en heeft te maken met
het feit dat de celmembranen van Gram-positieve bacteriën met een bepaalde
stof te kleuren zijn, dit lukt niet bij Gram-negatieve bacteriën. Enkele
Gram-positieve bacteriën zijn: Bacillus, Clostridium, Listeria,
Staphylococcus en Streptococcus. Gram-negatieve bacteriën zijn
Escherichia, Pasteurella, Salmonella en Yersinia.
Gezonde
zaadetende en vruchtenetende vogels hebben veelal geen Gram-negatieve
bacteriën in het spijsverteringskanaal, ze komen echter wel voor bij
insektenetende en vleesetende vogels.
Salmonellosis:
Salmonella
kan vogels, zoogdieren en reptielen infecteren. Salmonellosis is een
uiterst besmettelijke ziekte van het spijsverteringskanaal, die regelmatig
wordt aangetroffen bij hoenderachtige, watervogels, postduiven en
aasetende vogels. Van de ongeveer 1500 serotypen van salmonella is S.
typhimurium het meest voorkomende.
Oorzaak:
Roofvogels worden
met salmonella geïnfecteerd via mest, zitstokken, voer en waterbakken. Via
het ovarium kan ook het eiembryo besmet roken. Insecten, muizen en ratten
kunnen salmonella overbrengen. De incubatietijd is 1 á 2 dagen. 2 tot 4
dagen later kan sterfte optreden.
Salmonella kan in modder tot 1,5
jaar overleven, in stilstaand water tot zeker 4 maand, in kadavers en in
mest tot 1,5 maand. Kooi, volière en beplanting kunnen Salmonella tot wel
2 jaar herbergen.
Ziekteverschijnselen, zie inleiding. De mest is
veelal waterig, groen gekleurd en bevuilt de veren rond de anus.
Salmonella bacteriën kunnen via de dunne darm in het bloed komen, zich dan
in gewrichten nestelen en zwellingen en stijfheid veroorzaken.
Geïnfecteerde pootgewrichten resulteren in kreupelheid, geïnfecteerde
vleugelgewrichten in het laten hangen van de vleugels.
Bij sectie
wordt een vergrote milt met gele knobbeltjes gevonden. Darm, lever en hart
zijn veelal ontstoken. Het sectiebeeld komt overeen met dat van
pasteurellosis, pseudotuberculosis en chlamydiosis.
Het kweken van
salmonella bacteriën uit de mest bevestigt de diagnose.
Voorkomen
en genezen:
Een gevoeligheidstest wijst uit welk geneesmiddel
(antibioticum) effectief is, bv. chlooramfenicol of trimetoprim-sulfa.
Voorkom salmonellosis door een goede voeding en hygiëne en een muizen-
en rattenvrije huisvesting. Gezonde roofvogels kunnen dragers zijn van
salmonella bacteriën.
Wat zijn virusinfecties?
Virussen variëren in grootte van 10 tot 500 millimicron. Dit alleen met
een elektronenmicroscoop zichtbare organisme is een overgangsvorm tussen
dode en levende stof.
Virussen hebben geen eigen stofwisseling, ze
hebben een levende cel nodig om zich te vermenigvuldigen. Buiten een
levende cel gaan de meeste virussoorten binnen enkele weken kapot,
uitgezonderd onder andere het vogelpokkenvirus. Bij extreem lage
temperaturen kunnen virussen buiten een levende cel wel lange tijd leven.
Virussen worden via de lucht over grote afstanden verspreid.
Er
bestaan geen geneesmiddelen tegen virusziekten. De kans op een
virusinfectie houdt men minimaal door goede huisvesting, verzorging en
voeding en door de vogels tijdig te enten (vaccineren).
Pseudovogelpest:
Pseudovogelpest of Newcastle disease (NCD) is een
gevreesde virusziekte bij pluimvee, eenden en ganzen. Vele hoenderachtige
zijn vatbaar voor pseudovogelpest en de sterfte kan enorm hoog zijn.
Pseudovogelpest is ook bij roofvogels, uilen, duiven en geïmporteerde
papegaaien geconstateerd. Om de pluimveehouderij tegen pseudovogelpest te
beschermen zijn wettelijke bepalingen ingesteld die moeten voorkomen dat
deze ziekte via geïmporteerde vogels het land wordt binnengebracht.
Pseudovogelpest is een zoönose en kan bij de mens oogontstekingen en
koorts veroorzaken.
Oorzaak:
De virussen worden via de lucht of
bij direct contact overgebracht. Er is vastgesteld dat bij
luchttemperaturen van 20-30 graden Celsius na 123 dagen nog steeds levende
pseudovogelpestvirussen op de donsveren van vogels in quarantaine
voorkwamen.
Ziekteverschijnselen:
De incubatietijd van
pseudovogelpest is ongeveer 5 dagen. Geïnfecteerde vogels krijgen eerst
ademhaling- en spijsverteringsproblemen. De symptomen zijn een
onregelmatige ademhaling, niezen, kopschudden en diarree. Wanneer het
centrale zenuwstelsel is aangetast is de vogel lusteloos, lijdt aan
evenwichtsstoornissen en verlamming van poten en vleugels.
Wat
zijn schimmelinfecties?
Schimmels zijn primitieve
meercellige plantaardige organismen. Hoewel ze tot het plantenrijk
gerekend worden missen ze de groene bladkleurstof chlorofyl.
Schimmels produceren sporen, welke in hoge mate resistent zijn tegen
natuurinvloeden. De sporen worden via de lucht verspreid. Sommige
stofwisselingsproducten van schimmels gebruikt men voor het produceren van
antibiotica. Bij vogels veroorzaken schimmels veelal huidinfecties.
Regelmatige toediening van antibiotica stimuleert de groei van schimmels,
bijvoorbeeld candida en aspergillus. Kleine hoeveelheden schimmels hoeven
gezonde vogels niet ziek te maken. Schimmels worden geïdentificeerd door
een kweek met bekende soorten te vergelijken.
Aspergillosis
Oorzaak: Er zijn ongeveer 30 verschillende soorten aspergillus.
Aspergillosis wordt veroorzaakt door Aspergillus fumigatus. Vele
vogelsoorten zijn gevoelig voor deze schimmel. Verspreiding heeft plaats
door inademing van de sporen of door directe opname.
Aspergillus
gedijt het beste in een vochtige omgeving. Voorbeelden hiervan zijn slecht
geventileerde schuurtjes (kooien en binnenvolières), broedmachines,
nestkasten, plantenkassen en bevuilde transportkisten.
De
bacteriële flora van het spijsverteringskanaal kan door antibiotica zijn
verstoord wat de groei van schimmels bevordert.
Wat zijn
parasitaire ziekten?
Parasieten zijn planten of
dieren. Ze leven op of in en voeden zich met hun gastheer, in dit geval
een vogel. Vaak leven parasieten in evenwicht met hun gastheer. Echter
wanneer de parasieten zich te sterk vermeerderen wordt de vogel ziek. De
gevoeligheid voor parasieten is groter bij vogels met een verminderde
weerstand door bijvoorbeeld stress, ondervoeding, ziekte of ouderdom.
Kooi en volière kunnen met parasieten besmet worden door bijvoorbeeld
mest van vrij levende vogels, muizen en ratten, nieuw aangekochte vogels,
transportkistjes, voer en tussengastheren. Goede hygiëne is een
belangrijke preventieve maatregel. Men onderscheidt twee groepen
parasieten:
Inwendige parasieten, zoals protozoa en wormen;
Uitwendige parasieten, zoals mijten, vlooien en luizen.
Protozoaire
infecties:
Protozoa zijn microscopisch kleine eencellige organismen. Ze
komen in het spijsverteringskanaal of in het bloed van vogels voor.
Protozoa in het spijsverteringskanaal
Coccidiosis:
Twee
soorten coccidiën worden regelmatig bij vogels aangetroffen:
Eimeria soorten, voornamelijk bij hoenderachtige, watervogels en duiven;
Isospora soorten bij zangvogels en roofvogels.
De eieren van
coccidiën worden oöcysten genoemd. Van de rijpe oöcysten die door vogels
worden opgenomen wordt de eiwand in de maag van de vogel afgebroken. De
vrijgekomen cysten vermenigvuldigen zich in de darmwand, die daardoor
beschadigd wordt en door andere micro-organismen geïnfecteerd kan worden.
In het vogellichaam versmelten cysten tot oöcysten. Deze worden met de
mest uitgescheiden en vormen na een halve dag tot 2 dagen rijping in een
vochtig en warm milieu opnieuw een infectiegevaar voor de vogel. Oöcysten
zijn bestand tegen vele milieufactoren.
Ziekteverschijnselen:
Geïnfecteerde vogels zitten ineengedoken en bol op zitstok of grond. Ze
slapen veel, hebben weinig eetlust en vermageren. De mest is waterig en
slijmerig, soms vermengd met bloed. De veren rond de anus bevuilen. De
buik is soms gezwollen en door de buikhuid heen kan men de gezwollen
darmen onderscheiden. Bij een acute aandoening sterft de vogel binnen
enkele dagen, bij een chronische aandoening duurt het weken voordat de
vogel in uitgeputte toestand bezwijkt.
Nestjongen worden door de
mest van hun ouders besmet. Hun weerstand is gering en sterfte onder
nestjongen is groot.
De diagnose wordt door microscopisch onderzoek
van de mest bevestigd.
Voorkomen en genezen:
De meeste vogels
hebben oöcysten in hun darm. Ze worden pas ziek als een bepaalde
infectiegraad wordt overschreden.
Eimeria wordt bestreden met
bijvoorbeeld Amprolium.
Isospora wordt bestreden met sulfaatpreparaten
(bv. Esb3).
Voorkom besmetting door een goede huisvesting. Vermijd
overbevolking, houd voer- en drinkbakken vrij van mest, voorkom natte
plekken op de vloer, verwijder de mest regelmatig en houd de vogels in
goede conditie.
Algemene onderwerpen:
Aviaire goiter
Aviaire necropsie
Ziek maken
Sterfte
Trichomoniasis
Vitamine A
Vogelziekten
Ziekten
Ziekteverwekkers
Bacteriën:
Chlamydia
Clostridium
Ecoli
Megabacteria
Psittacose
Salmonella
Tuberculose
DNA:
DNA besmetting
DNA geslachtsbepaling
Parasieten:
Coccidiën
Cryptosporidium
Giardia
Schimmels:
Aspergillose I
Aspergillose II
Virussen:
Aviaire influenzavirus
Aviaire polyomavirus
Diagnose Aviaire influenzavirus
Newcastle virus
Pacheco
Psittacine
Westnijlvirus