Accipiter gularis (Temminck & Schlegel 1844)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Accipiter |
Japanese sparrowhawk | Epervier du Japon | ||
Trillersperber | Sparviero giapponese | ||
krogulec japonski | Gaviãozinho oriental | ||
Taigahök | Gavilancito Japonés | ||
Japansk Spurvehøg | Малый перепелятник |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort is stabiel. Er leven naar schatting 13.400 tot 67.000 volwassen exemplaren in het wild. |
Accipiter gularis heeft 3 ondersoorten: - Accipiter gularis gularis - Accipiter gularis iwasakii - Accipiter gularis sibiricus |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 23 - 30 cm Spanwijdte : 46 - 58 cm Gewicht : (M) circa 85 - 142 gram / (V) circa 110 - 190 gram |
Kenmerken: De kleine sperwer is 23–30 cm lang, waarbij het vrouwtje groter is dan het mannetje. Deze kleine sperwer heeft bredere en meer afgeronde vleugels dan de Chinese sperwer (Accipiter soloensis), de bovenzijde is zwartachtig leisteengrijs bij het mannetje, de onderkant witachtig met grijsbruine band en een beetje roodbruin. Bij de keel is er een kinstreep, dunner dan bij de Besra sprewer (Accipiter virgatus) of nauwelijks zichtbaar. De iris is geel met een oranjerode oogring. Het vrouwtje is bruingrijs aan de bovenzijde, de onderkant donkerbruin gestreept zonder roodbruine kleur, de oogring is geel. Jonge vogels zijn donkerder bruin aan de bovenkant met roodbruine veerranden, hebben een witachtige oogstreep, band aan de onderkant met traanachtige druppels op de borst, soms ook een brede zwarte kinstreep. De iris en washuid zijn groengeel. |
Vlucht: De kleine sperwer jaagt meestal vanaf zitstokken in bomen, maar vliegt soms in cirkels rond om de grond eronder te observeren. |
Habitat: De habitat van de kleine sperwer omvat bossen van verschillende soorten, meestal naaldhoutbos onder 1000 meter hoogte. In Japan komt de soort ook voor in bewoonde gebieden in parken en velden. In de winter komt het steeds vaker voor in meer open habitats. |
Geluid: Klik hier voor afspelen geluidsfragment (© Peter Boesman). |
Voedsel: Het dieet bestaat voornamelijk uit kleine vogels zoals Aziatische blauwe ekster (Cyanopica cyanea), rotsduiven (Columba livia), in stedelijke gebieden in Japan ook ringmussen (Passer montanus). In mei hebben kuikens van de koolmees (Parus major) de voorkeur, af en toe ook van de bruinoorbuulbuul (Hypsipetes amaurotis), soms ook kleine zoogdieren, reptielen en insecten. |
Voortplanting: Het broedseizoen in Siberië is vooral in juni, in China en Japan iets eerder. Het nest bevindt zich in de buurt van de stam in een boom tot 10 meter boven de grond. Het bestaat uit takken en is bekleed met groene bladeren en schors. Het legsel bestaat uit 2 tot 5 eieren, die gedurende 25 tot 28 dagen worden uitgebroed. |
Overige: |
Aanwezig (broedgebied) - Extant (breeding): Korea, Democratische Volksrepubliek; Korea, republiek van; Mongolië; Russische Federatie (Oost-Aziatisch Rusland, Centraal-Aziatisch Rusland); Taiwan, provincie China Aanwezig (geen broedgebied) - Extant (non-breeding): Brunei Darussalam; Hongkong; Indië; Indonesië; Macau; Maleisië; Filippijnen; Singapore Aanwezig (passage) - Extant (passage): Cambodja; Lao Democratische Volksrepubliek; Birma; Thailand; Vietnam Aanwezig (inheems) - Extant (resident): China; Japan Aanwezig & Migrerend - Extant & Vagrant: Guam; noordelijke Mariana eilanden |