Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort loopt terug. Er leven naar schatting
730 tot 870 volwassen exemplaren in het wild.
Gyps tenuirostris heeft geen ondersoorten (monotypisch).
Afmetingen en gewichten: Lengte : 77 - 103 cm Spanwijdte : 196 -
258 cm Gewicht : (M) circa - gram / (V) circa - gram
Kenmerken: De Dunsnavelgier is een relatief
slanke gier met een lange nek, hierdoor verschilt hij sterk van de andere
twee gieren die in hetzelfde gebied voorkomen. Deze gier is meestal grijs
gekleurd met een bleke romp en grijze onderstaartverens. De dijen hebben witachtige dons. De hals is lang, kaal,
dun en zwart. De zwarte kop is hoekig en smal met een donkere, lange snavel die smal lijkt. De ooropening is prominent en zichtbaar. Hij lijkt op de
Indische gier maar is iets groter.
Vlucht:
Habitat: De Dunsnavelgier komt voor in open en deels beboste gebieden en in bergen, bijvoorbeeld in de zuidelijke uitlopers van de Himalaya (Siwaliks), tot een hoogte van 1500 meter. Het blijft vaak in de buurt van dorpen, slachthuizen of vuilnisbelten.
Geluid:
Voedsel: Dunsnavelgieren voeden zicht
uitsluitend met aas, zoals vee en ander wild, hoefdieren. Deze gieren zijn
ook te spotten bij vuilstortplaatsen.
Voortplanting: Over de broedbiologie van de Dunsnavelgier is weinig bekend. De vogels broeden van oktober tot maart. Het nest is opgebouwd uit takken in grote bomen,
die 7 tot 15 meter boven de grond worden gebouwd, soms in de buurt van dorpen. Hij heeft een diameter van 60 tot 90 cm en is 35 tot 50 cm hoog.
Het legsel bestaat uit een enkel ei dat ongeveer 50 dagen wordt bebroed.
Overige: Net als de
Bengaalse- en
Indische gier heeft deze vogel te
lijden door het gebruik van de pijnstiller diclofenac die door veeboeren
wordt gebruikt en de voornaamste factor is van de enorme achteruitgang.
Overigens hebben de populaties in Zuidoost-Azië geen last van diclofenac
doordat dit daar niet wordt gebruikt.