Haliastur sphenurus (Vieillot, 1818)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Haliastur |
Whistling kite | Milan siffleur | ||
Keilschwanzweihe | Nibbio fischiatore | ||
Kania zlotawa | Milhafre assobiador | ||
Visselglada | Milano Silbador | ||
Fløjteglente | Коршун-свистун |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort loopt terug. |
Haliastur sphenurus heeft geen ondersoorten (monotypisch). |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 52 - 59 cm Spanwijdte : 122 - 152 cm Gewicht : (M) 600 - 750 gram / (V) 760 - 900 gram |
Kenmerken: De Fluitwouw of Wigstaartwouw is een roofvogel uit de familie havikachtigen (Accipitridae). Deze soort is verwant aan de Brahmaanse wouw (Haliastur indus). Het verenkleed is kastanjebruin tot zwartbruin van kleur met een lichtbruine kop, borst en staart. De Fluitwouw onderscheidt zich door het rechte staartuiteinde van de Zwarte wouw (Milvus migrans), die een gevorkte staart heeft. |
Vlucht: Fluitwouwen zweven met licht gebogen vleugels en hun lange "vingers" vaak goed gespreid. Het opvallende patroon op hun ondervleugels is onderscheidend. |
Habitat: De Fluitwouw leeft in Australië, Nieuw-Caledonië en Nieuw-Guinea. Deze roofvogel komt in Australië in vrijwel het gehele land voor, delen het woestijngebied in het midden uitgezonderd. Op Nieuw-Guinea ontbreekt de wigstaartwouw in de berggebieden en het noordwesten. Het leefgebied van de wigstaartwouw bestaat uit open en lichtbeboste gebieden, over het algemeen in de nabijheid van water. |
Geluid: Dit is een luidruchtige soort, die regelmatig roept tijdens de vlucht en terwijl hij neergestreken is , zelfs terwijl hij op het nest is. De meest voorkomende roep is een duidelijk dalend fluitje, vaak gevolgd (minder vaak voorafgegaan) door een snelle reeks stijgende noten. Klik hier voor afspelen geluidsfragment (© James Lambert). |
Voedsel: De Fluitwouw is zowel een aaseter als een actieve jager op kleine prooidieren als grote insecten, vissen, en kleine reptielen, vogels en zoogdieren. Van deze roofvogel is bekend dat hij grote watervogels als ibissen en reigers berooft van hun prooi. |
Voortplanting: Het nest is een omvangrijk platform gemaakt van stokken en bekleed met groene bladeren, geplaatst in een rechtopstaande vork van een hoge boom - vaak een eucalyptus of den in een oevergebied. Paren gebruiken vaak jaar na jaar hetzelfde nest en voegen jaarlijks materiaal toe totdat het platform vrij groot wordt. Vrouwtjes leggen normaal gesproken 2-3 blauwachtig witte eieren, die soms bedekt zijn met roodbruine vlekken; Legsels van 1 to 4 eieren zijn geregistreerd. Eieren worden 35 tot 40 dagen bebroed, en de soort heeft naar verluidt een broedsucces van 60%. Kuikens, die bedekt zijn met crème- of buffkleurige donsveren, brengen 44 tot 54 dagen door in het nest voordat ze uitvliegen en zijn nog 6 tot 8 weken afhankelijk van hun ouders nadat ze het nest hebben verlaten. In Australië broeden de vogels over het algemeen tussen juni en oktober in het zuiden en tussen februari en mei in het noorden, hoewel ze op elk moment na regen kunnen nestelen, mits er voldoende voedselvoorraden zijn. |
Overige: Er zijn aanwijzingen dat de soort in het zuiden van Australië afneemt, als gevolg van de drainage van moeraslandschappen en een daarmee gepaard gaande afname van de voedselvoorraden. |