Milvus aegyptius (Gmelin, JF, 1788)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Milvus |
Yellow-billed Kite | Milan d'Afrique | ||
Schmarotzermilan | Nibbio beccogiallo | ||
Kania egipska | Milhafre de bico amarelo | ||
Gulnäbbad glada | Milano Negro | ||
Gulnæbbet Glente | Желтоклювый коршун |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
De populatie trend van deze soort loopt terug. |
Milvus aegyptius heeft 3 ondersoorten: - Milvus aegyptius aegyptius - Milvus aegyptius arabicus - Milvus aegyptius parasitus |
Afmetingen en gewichten: Lengte: 50 - 55 cm Spanwijdte: 125 - 135 cm Gewicht: 560 - 940 gram |
Kenmerken: Zoals de naam doet vermoeden, is de geelsnavelwouw gemakkelijk te herkennen aan zijn geheel gele snavel, in tegenstelling tot die van de Zwarte wouw (die in Afrika als bezoeker aanwezig is tijdens de winter op het noordelijk halfrond). Onrijpe geelsnavelwouwen lijken echter sterk op de zwarte wouw. |
Vlucht: |
Habitat: De geelsnavelwouw komt voor van halfwoestijn, grasland en savanne tot bos, maar vermijdt dicht bos. Gewoonlijk habitats met rivieren, meren, moerassen, kuststreken en in de buurt van weilanden. |
Geluid: |
Voedsel: De geelsnavelwouw voedt zich met aas en kleine of middelgrote zoogdieren, vogels, maar ook vissen, hagedissen, amfibieën en ongewervelde dieren kunnen plaatselijk of seizoensgebonden belangrijk zijn. Zijn dieet varieert van de lokale beschikbaarheid, met proportioneel meer prooien die worden gevangen tijdens de broedperiode. Meer ongebruikelijk is plantaardig materiaal, met name oliepalmvruchten. De geelsnavelwouw vangt prooien op grond of vanaf het water, grote insecten worden gevangen in de lucht en vervolgens vliegend verorberd. Vaak foerageert deze roofvogel langs de randen van waterpartijen en nabij vuilstortplaatsen, slachthuizen of wegen, waar hij op zoek gaat naar dieren die door het verkeer zijn aangereden. |
Voortplanting: De geelsnavelwouw broedt in gematigde streken van Eurazië van maart tot juni, in tropisch Afrika, normaal gesproken in het droge seizoen, in Zuid-Afrika van augustus to december, in Australië, voornamelijk van juli tot november. Nestelt in bomen en bouwt het nest in de vork van de boom of op een tak, of op een brede zijtak. Ook op kliffen en plaatselijk langs de kust. Het neste wordt gebouwd met takken die vaak plastic, papier, mest of huid bevat. Legt 2 tot 3 eieren, de incubatie duurt 26 - 38 dagen en wordt normaal gesproken bijna uitsluitend door het vrouwtje verzorgd. Als het mannetje voldoende voedsel meebrengt, mag het vrouwtje niet jagen tijdens de hele broedpoging. |
Overige: |
Aanwezig (inheems) - Extant (resident): Angola; Benin; Botswana; Burkina Faso; Burundi; Cameroon; Central African Republic; Chad; Comoros; Congo; Congo, The Democratic Republic of the; Côte d'Ivoire; Djibouti; Egypt; Equatorial Guinea; Eritrea; Eswatini; Ethiopia; Gabon; Gambia; Ghana; Guinea; Guinea-Bissau; Kenya; Lesotho; Liberia; Madagascar; Malawi; Mali; Mauritania; Mayotte; Mozambique; Namibia; Niger; Nigeria; Rwanda; Sao Tome and Principe; Senegal; Sierra Leone; Somalia; South Africa; South Sudan; Sudan; Tanzania, United Republic of; Togo; Uganda; Yemen; Zambia; Zimbabwe Aanwezig (seizoensgebonden onzeker) - Extant (seasonality uncertain): Oman; Saudi Arabia Aanwezig & Migrerend - Extant & Vagrant: Israel |