Lophotriorchis kienerii (Geoffroy Saint-Hilaire, 1835)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Lophotriorchis |
Rufous bellied eagle | Aigle à ventre roux | ||
Rotbauchadler | Aquila minore pettocastano | ||
Orzelek rdzawobrzuchy | Águia de barriga ruiva | ||
Rödbukig örn | Águila-azor Ventrirroja | ||
Rødbuget Høgeørn | Индийский ястребиный орёл |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort loopt terug. |
Hieraaetus kienerii heeft 2 ondersoorten: - Hieraaetus kienerii kienerii - Hieraaetus kienerii formosus |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 42 - 60 cm Spanwijdte : 90 - 127 cm Gewicht : (M) circa 730 gram / (V) circa 800 gram |
Kenmerken: De roodbuikhavikarend (Lophotriorchis kienerii) is een dwergarend van gemiddelde grootte. De geslachten lijken sterk op elkaar. Een volwassen exemplaar van L. k. formosus heeft een zwartachtige bovenzijde en kuif. De staart is van boven donkerbruin met vage zwarte banden. Aan de onderkant is de staart witachtig met vage zwarte strepen en een brede zwarte band aan het einde. De zijkanten van het gezicht zijn gestreept roodachtigbruin en zwart. De vluchtveren zijn aan de onderzijde witachtig en gestreept tot bijna volledig zwart richting de zijkant. De onderzijde van de vleugels zijn roodbruin met zwarte strepen. De keel en bovenkant van de borst zijn wit. De onderkant van de borst, de veren op de romp en de onderzijde van de staart zijn eveneens donkerrood. De borst heeft zwarte strepen. Op de flanken zit een zwarte plek. Een juveniel heeft een donkerbruine bovenkant en kuif. Het voorhoofd en nek zijn gestippeld wit met bruin. Het gezicht is zwart. De onderkant van de jonge roodbuikdwergarend is wit. De snavel van de roodbuikdwergarend is donkergrijs, de ogen donkerbruin en de poten zijn geel. |
Vlucht: |
Habitat: Deze soort wordt voornamelijk geassocieerd met heuvelbossen, in de beboste gebieden van tropisch Azië. In India komen ze vaker voor in de West-Ghats dan langs de Himalaya waar ze voorkomen van Nepal tot Assam. |
Geluid: |
Voedsel: Ze maken duikvluchten om prooien te vangen. Deze bestaan uit vogels in de lucht of zoogdieren op de bosbodem. Vogels ter grootte van de Sri Lanka-houtduif, Kalij-fazant en junglehoenders zijn als prooi geregistreerd. |
Voortplanting: Het broedseizoen van de arenden is in de winter met de jongen die in het voorjaar uitvliegen wanneer de prooisoorten ook broeden. Het nest is bekleed met groene bladeren en er wordt een enkel ei gelegd. Beide ouders wisselen om beurtent, om het nest te verdedigen. |
Overige: |