Gyps africanus (Salvadori, 1865)
Orde | Familie | Genus |
Accipitriformes | Accipitridae | Gyps |
Whitebacked Vulture | Vautour africain | ||
Weißrückengeier | Grifone dorsobianco | ||
Sep afrykanski | Grifo do cabo | ||
Svenska vitryggig gam | Buitre Dorsiblanco Africano | ||
Hvidrygget Grib | Африканский гриф |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie trend van deze soort loopt terug. |
Gyps africanus heeft geen ondersoorten (monotypisch). |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 89 - 98 cm Spanwijdte : 210 - 220 cm Gewicht : (M) circa 4200 - 7200 gram / (V) circa 4200 - 7200 gram |
Kenmerken: De rug van de witruggier is in tegenstelling tot de naam doet vermoeden, niet wit maar donkergrijs. Voorts heeft hij een forse zwarte snavel, een kale, donkere kop en een lange, kale wittige hals met bruine spikkels. Zijn lijf is grotendeels bruin behalve de bovenkant van zijn romp en het bovenste deel van zijn poten die wit zijn. Ook zijn vleugels (hand- en armpennen) zijn bruin waarvan de vleugelpunten iets donkerder zijn getint, maar niet zwart. |
Vlucht: Witruggieren cirkelen door de lucht op zoek naar vers dode dieren, vaak achter andere aaseters en zoogdiercarnivoren aan om het te vinden. |
Habitat: De witruggier komt (kwam) wijdverspreid in Sub-Saharisch Afrika voor als standvogel. Er zijn echter aanwijzingen voor verplaatsingen over grotere afstanden; zo trekken gieren in West-Afrika tijdens het regenseizoen naar het noorden. Het leefgebied bestaat uit open landschappen zoals steppe en savanne. Deze gier mijdt bebost gebied, maar ook kale woestijnen. |
Geluid: Klik hier voor afspelen geluidsfragment (© Derek Solomon). |
Voedsel: Het is een aaseter (vooral dat van vee) die een voorkeur heeft voor de ingewanden omdat die zachter zijn. Hun grote vleugels stellen hen in staat langdurig in de lucht te blijven rondcirkelen. Daarbij maakt hij gebruik van thermiek. Ze hebben scherpe ogen en kunnen een kadaver van grote hoogte waarnemen. |
Voortplanting: Witruggieren nestelen in bomen. Ze kiezen meestal voor hoge bomen langs oeverhabitats en vertonen een sterke voorkeur voor Acacia-soorten. De nesten zijn groot, ongeveer 1m in diameter, en zijn gemaakt van grote takken en bekleed met bladeren en grassen. Ze hebben een lange broedcyclus. De incubatietijd is ongeveer 8 weken en de nestperiode is ongeveer 4 to 5 maanden. |
Overige: Ooit was deze gier de meest algemene Afrikaanse giersoort. De soort gaat nu in hoog tempo in aantal achteruit. De oorzaken daarvoor zijn divers, zoals aantasting van het leefgebied door intensivering van de veehouderij, waardoor wilde populaties van hoefdieren verdwijnen, jacht en handel in levende gieren, vervolging en vergiftiging door diclofenac (een ontstekingsremmer die in de veehouderij wordt toegepast). |
Aanwezig (inheems) - Extant (resident): Angola; Benin; Botswana; Burkina Faso; Burundi; Kameroen; Centraal Afrikaanse Republiek; Tsjaad; Congo, de Democratische Republiek Congo; Ivoorkust; Eritrea; Swatini; Ethiopië; Gambia; Ghana; Guinea; Guinee-Bissau; Kenia; Malawi; Mali; Mauritanië; Mozambique; Namibië; Rwanda; Senegal; Sierra Leone; Somalië; Zuid-Afrika; Zuid Soedan; Soedan; Tanzania, Verenigde Republiek van; Togo; Oeganda; Zambia; Zimbabwe Mogelijk aanwezig (inheems) Possibly Extant (resident): Niger; Nigeria Aanwezig & Migrerend (inheems) - Extant & Vagrant (resident): Liberia Aanwezig & Migrerend - Extant & Vagrant: Lesotho |
© Dhr. Ger van Creij - 27 december 2007
Locatie : Mole National park, Ghana, Afrika
Camera: Panasonic FZ45
Lens: DC Vario-Elmarit 1:2.8-5.2/4.5