Strix Aluco (Linnaeus, 1758)
Orde | Familie | Genus |
Strigiformes | Strigidae | Strix |
Tawny Owl | Chouette hulotte | ||
Waldkauz | Allocco comune | ||
Puszczyk | Coruja-do-mato | ||
Kattuggla | Cárabo Común | ||
Natugle | Серая неясыть |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
Populatie van deze soort is stabiel. Er leven naar schatting 1.000.000 tot 2.999.999 volwassen exemplaren in het wild. |
Strix aluco heeft 11 ondersoorten: - Strix aluco aluco - Strix aluco volhyniae - Strix aluco doderleini - Strix aluco yamadae - Strix aluco ma - Strix aluco sylvatica - Strix aluco biddulphi - Strix aluco siberiae - Strix aluco mauritanica - Strix aluco willkonskii - Strix aluco obscurata - Strix aluco sanctinicolai - Strix aluco haermsi |
Afmetingen en gewichten: Lengte : circa 38 cm Spanwijdte : ? cm Gewicht : (M) 450 gram / (V) 550 gram |
Kenmerken: Talrijkste uilensoort in Midden-Europa. Middelgrote uil met korte staart, een grote ronde kop zonder pluimpjes. Grondkleur roestbruin tot grijs met donkere lengtevlekken; vleugels en staart met zwarte dwars bandjes, op de vleugels twee rijen druppelvlekken. Snavel gelig, poten grijs, nagels aan de basis licht, aan de punt zwartgrijs, iris bruinzwart. Geslachten gelijk gekleurd, vrouwtje iets zwaarder. Jonge vogels onduidelijk dwars gebandeerd. |
Vlucht: Vliegt met diepe vleugelslagen; glijdt voor het neerstrijken en voor de prooi wordt gegrepen. "Bidt" ook. |
Habitat: Lichte loof- en gemengde bossen, parken, zelfs in tuinen in grote steden. |
Geluid: |
Voedsel: Overwegend muizen en andere knaagdieren, maar ook vogels, kikkers, insecten en wormen. |
Voortplanting: Holenbroeder, zoekt ruime holten in bomen, gebouwen of rotsen; benut echter ook oude nesten van roofvogels en kraaiachtigen, zelfs gaten in de grond. Het vrouwtje krabt de nestplaats schoon en maakt braakballen fijn, die als onderlaag voor het legsel moeten dienen. Broedtijd februari tot juni. Grootte van het nest 3-5 eieren, broedduur 28-30 dagen, nestperiode jongen 28-35 dagen. Vrouwtje begint vanaf het eerste ei met broeden. De jongen zijn na circa drie maanden zelfstandig. In de herfst verlaten ze het ouderlijk territorium en zoeken voor zichzelf een territorium in de nabijheid. Bosuilen blijven hun hele leven bij elkaar en zijn trouw aan het territorium. In Nederland broeden 4000-5500 paren. |
Overige: Bosuilen zijn 's nachts en in de schemering actief; als er jongen zijn gaan ze reeds voor zonsondergang op jacht tot zonsopkomst. Overdag zitten ze te zonnen voor hun slaap- of broedhol. De Bosuil bemachtigt zijn prooi vanaf een zitplaats en lokaliseert deze op het gehoor. Hij jaagt echter ook vliegend of slaat vogels, die uit hun slaapplaats worden opgeschrikt, in de vlucht. Bosuilen zijn echter ook nestplunderaars, die het vooral voorzien hebben op holenbroeders. Voedseloverschot wordt ergens gedeponeerd. Hiermee worden de jongen ook overdag gevoerd. |
Leefgebied: Afghanistan; Albanië; Algerije; Andorra; Armenië; Oostenrijk; Azerbeidzjan; Wit-Rusland; België; Bosnië-Herzegovina; Bulgarije; China; Kroatië; Tsjechië; Denemarken; Estland; Finland; Frankrijk; Georgië; Duitsland; Griekenland; Hongarije; Iran, Islamitische Republiek; Irak; Israël; Italië; Jordanië; Kazachstan; Kirgizië; Letland; Libanon; Liechtenstein; Litouwen; Luxemburg; Moldavië; Montenegro; Marokko; Nederland; Noord-Macedonië; Noorwegen; Pakistan; Palestina, staat van; Polen; Portugal; Roemenië; Russische Federatie (Europees Rusland, Centraal-Aziatisch Rusland); Servië; Slowakije; Slovenië; Spanje; Zweden; Zwitserland; Syrische Arabische Republiek; Tadzjikistan; Tunesië; Kalkoen; Turkmenistan; Oekraïne; Verenigd Koningkrijk; Oezbekistan. |