Bubo scandiacus (Linnaeus, 1758)
Orde | Familie | Genus |
Strigiformes | Strigidae | Bubo |
Snowy owl | Harfang des neiges | ||
Schneeeule | Civetta delle nevi | ||
Sowa śnieżna | Coruja das neves | ||
Fjälluggla | Búho Nival | ||
Sneugle | Белая сова |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
De populatie trend van deze soort loopt terug. Er leven naar schatting 28.000 volwassen exemplaren in het wild. |
Er zijn geen ondersoorten gemeld (monotypisch). |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 55 - 56 cm Spanwijdte : circa 126 - 145 cm Gewicht : (M) 1700 - 2300 gram / (V) 1700 - 2300 gram |
Kenmerken: Bijna zo groot als de oehoe met ronde kop en zeer kleine, meestal niet zichtbare oorpluimpjes met zwarte puntjes. Mannetje: verenkleed bijna helemaal wit met een paar donkere vlekjes op de bovenkop, op de vleugeldekverven en de buik; handpennen met zwarte punten, staart meestal met een of twee donkerbruine banden, veelal zuiver wit loopbeen en tenen sterk bevederd. Vrouwtje: als mannetje maar iets groter en op onder- en bovenzijde gebandeerd met donkerbruine golflijntjes; staart met vier of meer donkere dwarsbanden; gezicht en keel echter altijd zuiver wit. Snavel zwart, iris heldergeel. Jonge vogels donkerbruin met vuilwitte, smalle bandering. |
Vlucht: Als Buizerd opvallend lange, ronde vleugels; zweeft veel. |
Habitat: Arctische toendra ten noorden van de boomgrens, rotsachtige heuvelland, overzichtelijke gebieden met bodemverhogingen; buiten de broedtijd in open gebieden, vooral aan de kust. |
Geluid: Bij opwinding aanhoudend gekekker, alarmroep een hard 'kreeh' of diep 'kroeh'; in de broedtijd een blaffend 'wouw' of 'tsroeh' tot op tien kilometer afstand hoorbaar. |
Voedsel: Hoofdzakelijk lemmingen, maar ook andere zoogdieren tot de grootte van een sneeuwhaas en vogels (sneeuwhoenders). |
Voortplanting: Nest ondiepe kuil op een verhoogde plaats in kale, droge gebieden met een goed uitzicht rondom. Broedtijd mei. Grootte van het nest 4-10 (11) eieren, broedduur 32-33 dagen, nestperiode jongen ongeveer 25 dagen. Vrouwtje broedt vanaf het eerste ei en wordt door het mannetje gevoerd. Sneeuwuilen leven monogaam; nieuw huwelijk per seizoen. |
Overige: Sneeuwuilen jagen overdag en in de schemering. Zij bemachtigen hun prooi door een korte spurt vanaf een uitkijkplaats op de grond. Om in een korte periode van voedselgebrek niet te verhongeren, leggen de vogels het hele jaar door voorraden aan. Bovendien beschikken ze over zo´n grote vetreserve, dat ze tot veertig dagen zonder voedsel kunnen. Vanaf augustus verlaten zowel de oude als jonge vogels het broedgebied en zwerven zuidwaarts; vanaf maart zijn ze weer in hun territoria aanwezig. |
Leefgebied: Canada, China, Faeröer, Finland, Groenland, IJsland, Japan, Kazachstan, Letland, Noorwegen, Russische Federatie, Saint-Pierre en Miquelon, Svalbard en Jan Mayen, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. Zwervend: Albanië, Oostenrijk, België, Bermuda, Kroatië, Tsjechië, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Iran, Ierland, Korea, Kirgizstan, Luxemburg, Mongolië, Nederland, Pakistan, Polen, Portugal, Slowakije, Turkmenistan, Oekraïne. Aanwezigheid onzeker: Montenegro, Servië. |