Tyto longimembris (Jerdon, 1839)
Orde | Familie | Genus |
Strigiformes | Tytonidae | Tyto |
Eastern Grass-owl | Effraie de prairie | ||
Graseule | Barbagianni erbe orientale | ||
Plomykówka dlugonoga | Coruja das ervas | ||
Orientgräsuggla | Lechuza Patilarga | ||
Græsslørugle | Манусская сипуха |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
De populatie trend van deze soort loopt terug. |
Tyto longimembris heeft 8 ondersoorten: - Tyto longimembris longimembris - Tyto longimembris walleri - Tyto longimembris maculosa - Tyto longimembris chinensis - Tyto longimembris melli - Tyto longimembris pithecops - Tyto longimembris amauronota - Tyto longimembris papuensis - Tyto longimembris baliem |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 32 - 38 cm Spanwijdte : circa 112 cm Gewicht : (M) 265 - 375 gram / (V) 320 - 450 gram |
Kenmerken: De Aziatische grasuil (Tyto longimembris) is een soort kerkuil die voorkomt in Zuidoost-Azië en op vele eilanden van Oceanië. Het is een vrij uitgesproken nachtelijke vogel, die soms ook overdag kan waargenomen worden. Deze soort is speciaal aangepast voor een leefwijze op de grond en verbergt zich normaal in het lange gras (zie ook zijn Engelse naam). In tegenstelling tot andere soorten kerkuilen is dit een semi-kolonie vogel, en dikwijls wordt waargenomen dat verschillende (tientallen) exemplaren samen jagen. Ze hebben donkerbruine of bruine bovendelen met bleke vlekken. Ze hebben zwarte en bruine balken op de vleugels en een zeer bleke snavel, gevederde poten en donkerbruine ogen. Zoals alle Tyto-uilen heeft hij een hartvormige gezichtsschijf met bruine buff en een witte rand. De poten van alle grasuilen zijn aanzienlijk langer dan die van andere kerkuilensoorten, wat de Aziatische grasuil de wetenschappelijke naam longimembris = "long-limbed" opleverde. De Afrikaanse grasuilen hebben een roodbruin dorsaal verenkleed, waarin er geen verhoudingen geel zijn in vergelijking met de Aziatische grasuil, de middelste staartveren zijn ook monochroom bruin. Verder verschillen de ondersoorten in grootte en kleuring. |
Vlucht: |
Habitat: De Aziatische grasuil geeft de voorkeur aan hoog grasland en moerassen. Rustgebieden bestaan uit afgeplatte vegetatie binnen systemen van "tunnels" door de moerasvegetatie. |
Geluid: Deze grasuil stoot af en toe een dun, hoog gekrijs uit. |
Voedsel: De Aziatische grasuil voedt zich met verschillende soorten knaagdieren werden reeds als prooi geregistreerd. De 'grasuilen' - meer nog dan de 'zuivere' kerkuilen- zijn héél behendige jagers en zeer gespecialiseerd op kleine knaagdieren, zelden worden andere prooidieren geslagen. Hoewel grasuilen ongeveer evenveel wegen als een kerkuil (Tyto alba), verschilt hun jachtmethode duidelijk: een grasuil heeft veel langere vleugels en poten, zodat hij veel meer puur uit de vlucht kan jagen en niet vanop een uitkijkpost. De jacht verloopt heel laag boven de begroeiing met als afwerking een plotse duik in het gras, wanneer een prooi werd waargenomen. In de typische grasuilterritoria, kunnen de prooien zich extra goed verbergen in het lange gras en wordt dus onttrokken aan het zicht. De jacht gebeurt dan ook voornamelijk op het gehoor. Een tweede aanpassing van de uil zijn de extra lange poten. |
Voortplanting: |
Overige: |
Aanwezig (inheems) - Extant (resident): Thailand Aanwezig (broedgebied) - Extant (breeding): Australië; China; Indië; Indonesië; Birma; Nepal; Nieuw-Caledonië; Papoea-Nieuw-Guinea; Filippijnen; Taiwan, provincie China; Vietnam Uitgestorven - Extinct: Bangladesh; Fiji Aanwezig & Migrerend (geen broedgebied) - Extant & Vagrant (non-breeding): Hongkong; Japan |