Glaucidium sylvaticum (Bonaparte, 1850))
Orde | Familie | Genus |
Strigiformes | Strigidae | Asio |
Sunda Owlet | Chevêchette de la Sonde | ||
Sundazwergkauz | |||
Obrożynka sundajska | |||
Sundauggla | Mochuelo de la Sonda | ||
Ошейниковый сычик |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
De populatie trend van deze soort loopt terug. |
Asio abyssinicus heeft 2 ondersoorten: - Glaucidium sylvaticum sylvaticum Glaucidium sylvaticum sylvaticum (sylvaticum) Glaucidium sylvaticum sylvaticum (peritum) - Glaucidium sylvaticum borneense |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 15 - 17 cm Spanwijdte : - cm Gewicht : (M) - gram / (V) - gram |
Kenmerken: De Soendadwerguil is een erg kleine roofvogel, welke moeilijk waar te nemen is en lijkt sterk op de gekraagde dwerguil. Zoals bij andere uilen, kan deze uil zijn kop 180° draaien. Deze dwerguil is een kleine uil met een relatief grote, ronde kop en felgele ogen. Het lichaam kan over het geheel genomen roodbruin of grijsachtig zijn en is uitgebreid met donkerbruin gestreept op de rug, vleugels, staart en zijkanten van de bovenborst. De onderborst en buik zijn wit met opvallende donkerbruine vlekken langs de zijkanten. De kop is met romige bleekgeel bevlekt en er is een bruine balk over de witte keel. Een grijskleurige kraag en twee grote oranje en zwarte oogvlekken zijn aanwezig op de achterkant van de nek. De vogel werd in 1850 door de Franse vogelkundige Charles Lucien Bonaparte als Strix sylvatica geldig beschreven. Daarna werd de soort lang als ondersoort van de gekraagde dwerguil (T. brodiei) opgevat, maar op grond van onderzoek naar de geluiden, dat in 2019 werd gepubliceerd, afgesplitst als aparte soort. |
Vlucht: |
Habitat: Deze Soendadwerguil komt voor op de Grote Soenda-eilanden, in open gematigd bos, bosranden, bos en struikgewas. Bergbos op 800 tot 3200 meter hoogte. |
Geluid: |
Voedsel: |
Voortplanting: |
Overige: |