Roofvogels vangen en ringen:
Bij het bestuderen van een populatie is het erg nuttig als men de
individuen uit elkaar kan houden. Hierdoor kan men te weten komen hoe ze
over het woongebied verspreid zijn, hoe vaak ze broeden of van territorium
veranderen en hoe lang ze leven. Er zijn vele manieren om roofvogels te
vangen, vaak gebaseerd op de beproefde technieken van valkeniers.
Soms
worden nepprooien gebruikt om de predatoren in een val te lokken. Dit kan
een kooi zijn, een net, of fijne lussen waarin ze met de poten verstrikt
raken. Veel roofvogels kunnen op het
nest worden gevangen zonder het
risico dat ze het nest in de steek zullen laten, zoals bij kleinere
vogels. De gevangen vogels krijgen een merkteken, waardoor ze later weer
te herkennen zijn. Er wordt veel gebruik gemaakt van metalen poot ringen,
elk met een eigen nummer en een retouradres voor het geval de vogel wordt
gevonden. De meeste landen hebben eigen ringprogramma’s. Die hebben
belangrijke informatie opgeleverd over de trek en de levensverwachting van
roofvogels en andere vogels. De cijfers en dergelijke ringen zijn te klein
om af te lezen bij vrij vliegende vogels. Er is daarom een andere kenmerk
nodig om de vogels te kunnen herkennen zonder hem eerst te moeten vangen.
Hiervoor gebruikt men gekleurde plastic pootringen of vleugelmerken.
Wanneer nestjongen een merkteken krijgen, gebruikt men verschillende
kleuren om jaarklassen aan te geven en nummers voor de individuen. Een
vleugelmerk wordt vastgemaakt met een klemmetje door het patagium (een
dunne huidflap op de voorrand van de vleugel) en blijft als het goed is
altijd zitten. Dit is een goede manier om vrij waarneembare soorten te
merken. Ze hebben geen nut bij verborgen levende roofvogels zoals
accipiters, omdat ze zelden lang genoeg in beeld blijven om het merk te
kunnen herkennen.
Als men bij deze soorten bepaalde vogels gedurende
een aantal jaren wil volgen, zal men moeten ringen en terugvangen.
Biologen herkennen individuele roofvogels meestal aan de aangebrachte
merktekens, ,aar soms gebruiken ze opvallende kenmerken van de vogels
zelf. Bij grote roofvogels met kleine populaties, zoals de Californische
Condor, kunnen de individuen herkend worden aan de hand van kleuring,
ontbrekende handpennen of ruifase. Uitgevallen veren kunnen ook worden
gebruikt om individuen te herkennen. Elke Sperwer heeft bijvoorbeeld een
uniek patroon van licht en donker op de handpennen dat na elke rui weer
terugkomt. De Sperwer vrouwtjes beginnen hun handpennen te verliezen
tijdens het broeden. Door in het nestgebied systematisch deze ruiveren te
verzamelen en te bewaren kan men zien of er wijzigingen zijn opgetreden in
de territoriumhouders.
Roofvogels hebben zoals alle levende wezens, een
uniek biologisch merkteken: het DNA in hun celkernen. Het maken van DNA
vingerafdrukken staat nog in de kinderschoenen, maar wordt al gebruikt om
de afstamming van nestjongen te onderzoeken. Het DNA wordt uit kleine
bloedmonsters gehaald, die zonder enig nadeel voor zowel volwassen vogels
als kuikens kunnen worden afgenomen. Het DNA wordt chemisch gesplitst en
gelabeld, zodat DNA patronen van verschillende individuen kan worden
vergeleken. Deze techniek kan worden gebruikt om de frequentie van
overspel bij wilde roofvogels te bepalen. Een meer praktische toepassing
ligt op het gebied van de wetshandhaving. Biologen kunnen nu met zekerheid
vaststellen of in gevangenschap gehouden roofvogels van bepaalde ouders
gefokt zijn, of dat ze uit het wild zijn ontvreemd.
Het radiografisch
volgen:
Een techniek die een revolutie betekende in het onderzoek
van roofvogels en andere dieren is het radiografisch volgen. Hierdoor
kunnen soorten die verborgen leven of zich over grotere
afstanden
verplaatsen dagelijks worden gevolgd. De zender zit in een klein pakketje
en zendt een signaal uit van een bepaalde frequentie. Deze frequentie kan
men per zender instellen, zodat meerdere vogels tegelijk kunnen worden
gevolgd. Het pakketje bestaat uit de zender zelf, een antenne en een
batterij.
Roofvogels kunnen tot ongeveer 4% van hun lichaamsgewicht
dragen, zonder dat zij daar last van hebben. De grootte van de batterij is
dus aan beperkingen gebonden en daarmee ook de levensduur van de zender.
Grote arenden kunnen pakketten dragen van 200 gram met een reikwijdte van
20 kilometer en een levensduur van 2 jaar. Zenders die geschikt zijn voor
kleine accipiters of valken hebben een reikwijdte van 7 kilometer en
hebben een levensduur van zelden meer dan 4 tot 6 maanden.
De zender wordt aan het lichaam bevestigd met een tuigje of vastgenaaid aan de basis van
de binnenste staartpennen. Grote roofvogels krijgen meestal een tuigje,
omdat de zender langer meegaat dan de veren en anders tijdens de rui
verloren zou gaan. De meeste ontwerpen hebben een zwakke schakel, die
uiteindelijk breekt waardoor het tuigje afvalt als de batterij leeg is.
Bevestiging aan de staart heeft vaak de voorkeur, omdat de vogel dan
minder bij het vliegen wordt gehinderd en de zender soms kan worden
geborgen nadat de staartveren zijn geruid. Het pakketje wordt in de
schacht van de staartpennen genaaid, deze bevatten geen zenuw en laten een
stevige, pijnloze bevestiging toe. De vogel wordt meestal gevolgd met een
draagbare ontvanger en een in de hand gehouden antenne. Het signaal is
het sterkst als de antenne direct op de zender is gericht. De gemerkte
vogel is dan te vinden door naar de bron van het signaal te lopen of door
driehoekspeiling vanuit twee punten. Het peilen met radiosignalen vereist
enige vaardigheid, omdat het signaal kan weerkaatsen tegen heuvels,
gebouwen of bomen. Het signaal wordt ook veel zwakker door dit soort
obstakels. De maximale reikwijdte wordt alleen behaald bij een directe
verbinding tussen vogel en waarnemer. Vanaf een hoge plaats is het signaal
beter te lokaliseren. De beste (maar ook duurste) oplossing is het gebruik
van een vliegtuig of satelliet.
Vogels in gevangenschap:
Al heel
lang worden roofvogels gehouden voor de valkerij. Op basis van de hierbij
verworven kennis laten wetenschappers vogels in gevangenschap broeden.
Aanzet hiertoe was het uitsterven van soorten en de behoefte aan
fokmateriaal om vogels in het wild uit te zetten. Aanvankelijk richtte men
zich op de technieken om de voortplanting te vergroten, zoals kunstmatige
inseminatie en het splitsen van legsels. Tegenwoordig onderzoekt men veel
meer aspecten, zoals gedrag, fysiologie en toxicologie. Met roofvogels in
gevangenschap wordt ook het jachtgedrag onderzocht. Door valkeniers
getrainde Haviken worden losgelaten op zwermen duiven om het verband
tussen zwermgrootte en predatie na te gaan. Een aanval van een getrainde
vogel verschilt wellicht van die van een wilde vogel, maar is
gemakkelijker te volgen. Het zou anders erg moeilijk zijn om dergelijk
gedrag te bestuderen.
Baltsgedrag Bestuderen Broedcijfer en balts Broedseizoen Houden Leren kennen Nestkasten Prepareren Sterfte Sperwers en valken Taxonomie Tellen Trek en migratie Vangen Valkerij Verzorging Voortplanting Wat zijn roofvogels Wat zijn uilen Wetgeving
Avaire goiter Avaire necropsie Chlamydia Clostridium DNA Ziek maken Trichomoniasis Vitamine A Ziekten Ziekteverwekkers