Voortplanting:
Het broeden bij roofvogels is vergelijkbaar met dat
bij andere nestblijvers (vogels waarbij de jongen in het nest worden
grootgebracht): een balts van variabele duur mondt uit in het leggen van
eieren die gedurende een vrij nauw omschreven tijd bebroed worden, voordat
ze uitkomen. De kuikens worden gevoed door hun ouders en blijven in het
nest tot ze kunnen vliegen. Nadat ze het nest hebben verlaten, zijn de
jongen eerst nogal afhankelijk van de ouders, maar uiteindelijk leren ze
om zelf voedsel te zoeken en dwalen ze langzaam weg van hun
geboortegebied. Om succesvol te kunnen broeden, heeft een roofvogel een
partner nodig, een geschikte broedplaats en voldoende voedsel om het
broedseizoen door te komen. De taakverdeling tussen de geslachten is bij
roofvogels anders dan bij andere vogels. De prooien van roofvogels kunnen
over grote afstanden naar het nest worden gebracht, waardoor het mannetje
voedsel naar het vrouwtje kan brengen, zodat zij op het nest kan blijven
zitten en zelf geen voedsel hoeft te zoeken. De meeste roofvogelvrouwtjes
zijn vanaf het eind van de balts, totdat de kuikens groot genoeg zijn om
alleen te laten voor hun voedsel, geheel van hun partner afhankelijk.
Uitzonderingen zijn soorten zoals de grotere gieren, die voedsel eten dat
niet gemakkelijk vervoerd kan worden. De mannetjes van deze soorten delen
op gelijke basis in het broeden van de eieren en het beschermen van de
kuikens. De eerstgenoemde taakverdeling heeft een diepgaande invloed op
het gedrag en de ecologie van roofvogels en kan een van de redenen zijn
waarom de vrouwtjes meestal groter zijn dan de mannetjes.
Nesten en
broedterritoria:
Roofvogels verschillen sterk wat betreft de plaats
en de manier waarop ze hun nest maken. Sommige arenden bouwen een enorm
nest, dat elk jaar groter wordt gemaakt en uiteindelijk bestaat uit
duizenden takken. Aan de andere kant zijn er soorten die geen nest maken,
maar alleen in een zachte ondergrond een kuiltje schrapen en daarin hun
eieren leggen. Wat voor nest ze ook maken, veel roofvogels broeden elk
jaar weer op dezelfde plaats. Sommige soorten gebruiken dezelfde
broedplaats, zoals een bepaalde rotswand, een boomholte of een takkennest.
Maar zelfs soorten die elk jaar een nieuw nest maken doen dat vaak in
dezelfde beperkte omgeving van hun broedterritorium. Individuen gebruiken
vaak hetzelfde territorium gedurende
meerdere opeenvolgende jaren; de
gewoonte om op bepaalde plaatsen te broeden kan generaties lang
voortduren. Binnen het broedterritorium nestelen de paren vaak elk jaar op
een iets andere plek. Dit is het duidelijkst te zien als bij elke
broedpoging een nieuw nest wordt gemaakt, maar ook in andere gevallen
hebben de paren gewoonlijk meer dan een plaats in hun territorium, waar ze
zouden kunnen broeden.
Arenden hebben vaak diverse takkennesten in hun
broedterritorium en voegen ieder jaar materiaal toe aan elk nest.
Slechtvalken maken kuiltjes op verschillende nestrichels, voordat ze er
uiteindelijk een kiezen; sommige paren hebben alternatieve nestwanden die
enkele kilometers uit elkaar liggen. Gewoonlijk hebben grote roofvogels
grote nesten die vaak opnieuw gebruikt worden, terwijl kleine soorten
minder stevige nesten maken die slechts voor een broedpoging wordt
gebruikt. Er zijn uitzonderingen, zoals de
slangenarenden, die naar
verhouding vrij kleine nesten bouwen met een korte levensduur, en Rosse
Ruigpootbuizerden, die grotere nesten maken dan nauw verwante soorten van
dezelfde grootte. Van de circa 80 geslachten van roofvogels
(Falconiformes) bestaat zo’n 85% uit nestbouwende soorten, die bijna alle
een takkennest in een boom bouwen.
Sommige soorten die in een boom
nestelen, bouwen ook wel een nest op een rotswand of op de grond als er
geen geschikte bomen zijn. Slechts een groep, de kiekendieven, nestelt
vrijwel uitsluitend op de grond. Bij de roofvogels die geen nest bouwen,
horen de gieren van de Nieuwe Wereld en de valken. Deze soorten moeten een
richel zien te vinden op een rotswand of een gebouw, een geschikte
boomhol, het takkennest van een andere vogelsoort of een veilige plek op
de grond. De belangrijkste eisen voor een nest zijn dat het bescherming
biedt tegen roofdieren, dat de eieren en de jongen er een veilige plaats
hebben en dat het, indien mogelijk, beschutting geeft tegen extreme hitte,
koude of regen.
Een nest boven in een boom of op een steile rotswand in
onbereikbaar voor de meeste zoogdieren. Kleine havikachtige bouwen het
nest onder de kruin, zodat het ook beschermd is tegen rovers uit de lucht
en regen. Door een gebrek aan broedplaatsen kunnen roofvogels in bepaalde
gebieden niet broeden. Dit kan vooral een probleem zijn voor grote soorten
die een grote boom of een hoge rotswand nodig hebben. Veel soorten bouwen
echter soms een nest op de grond in open gebieden als weinig gevaar van
roofdieren te duchten is. Op de Aleoeten nestelen
Amerikaanse Zeearenden
op de grond, omdat er geen Poolvossen zijn en
Torenvalken nestelen tussen
dichte hei op de Orkney-eilanden, waar geen bedreiging is van roofdieren.
Baltsgedrag Bestuderen Broedcijfer en balts Broedseizoen Houden Leren kennen Nestkasten Prepareren Sterfte Sperwers en valken Taxonomie Tellen Trek en migratie Vangen Valkerij Verzorging Voortplanting Wat zijn roofvogels Wat zijn uilen Wetgeving
Avaire goiter Avaire necropsie Chlamydia Clostridium DNA Ziek maken Trichomoniasis Vitamine A Ziekten Ziekteverwekkers