Wat zijn uilen?:
Uilen jagen voornamelijk
tijdens de schemering en 's nachts. Een aantal is echter van deze gewoonte
afgeweken en jaagt ook overdag. Dat zijn vooral de soorten uit het hoge
noorden, zoals de
Lapland-, de
sneeuw- en de
sperweruil. Zij moeten de
lange dagen van de Arctische zomer wel benutten. Ook de
velduil en de
dwergooruil, die op kleine vogels uit is, jagen vaak overdag.
Evenals
de roofvogels hebben ook de uilen een gekromde, scherpe snavel en
vlijmscherpe nagels aan de tenen. De buitenste teen kan naar achteren
gedraaid worden, zodat de vogel een tak goed kan omklemmen en een betere
greep heeft. Uilen leven hoofdzakelijk van levende prooidieren, zoals
vogels, zoogdieren en insecten die ze met de klauwen vasthouden en met de
beet van de snavel doden.
In tegenstelling tot de roofvogels hebben
uilen geen krop. Tijdens een maaltijd kunnen ze niet meer verorberen dan
hun maag kan opnemen. Het restant van de prooi verbergen ze op een veilige
plek. De kleinere dieren worden in hun geheel verzwolgen. Na een bepaalde
tijd worden de onverteerbare delen, als haren, veren, nagels, tanden en
beentjes, in de vorm van een braakbal uitgebraakt. Deze braakballen
bevatten, in tegenstelling tot die van roofvogels, nog beentjes van de
prooidieren.
Jagers bij nacht:
Uilen zijn door hun
lichaamsbouw, hun zintuigen en hun gedrag uitstekend aangepast aan hun
nachtelijke levenswijze.
Zien bij nacht:
Uilen zijn in het bezit van grote, evenwijdig naar voren gerichte ogen,
die in telescoopachtige, naar voren gerichte beenvormige kokers zitten en
daardoor vrijwel onbewegelijk zijn. Door een dergelijke plaatsing van de
ogen, bezitten ze een ongewoon goed ruimtelijk zicht. Bij de jacht komt
dit goed van pas, omdat de afstand tot de prooi uitstekend geschat kan
worden. Hun gezichtsveld is evenwel bijzonder klein en om zijwaarts of
naar achteren te kunnen zien, moeten ze de kop draaien. Zelfs tot 270°!
Het aantal lichtgevoelige cellen (staafjes) op het netvlies is bij uilen
dan ook veel groter dan bij vogels die overdag actief zijn. Het vermogen
in de schemering te zien is daardoor vele malen groter dan bij andere
vogels. De verschillende kleuren van de ogen die we bij uilen aantreffen
(oranjerood, geel of donker), hebben - in tegenstelling tot wat men vaak
aanneemt - niets te maken met de zichtcapaciteit of de lichtgevoeligheid
van de ogen.
Horen bij nacht:
Op nog
verbazingwekkender wijze dan de ogen zijn de oren aangepast aan de
nachtelijke manier van jagen. De ooropeningen zitten bij de soorten die
uitsluitend 's nachts jagen, asymmetrisch in de kop, de ene hoger dan de
andere. Door deze asymmetrie bereiken de geluidsgolven van een geluidsbron
het ene oor driehonderdste seconde eerder dan het andere. Dit minieme
tijdsverschil is voor de uil voldoende om de plaats van de prooi tot op
een graad nauwkeurig te lokaliseren. Zelfs wanneer in een pikdonkere nacht
een uil nets meer kan zien, kan hij toch, uitsluitend op zijn gehoor, nog
succesvol jagen. De vaak aanwezige grote gezichtssluiers dienen als
geluidstrechters. Zij zijn verstelbaar en kunnen de geluidsgolven naar het
oor leiden.
Geruisloos verenkleed:
Ook het zachte
verenkleed van de uilen is een aanpassing aan de nachtelijke jacht. Maar
om
eventuele prooidieren niet vroegtijdig te waarschuwen en om eigen
akoestiek niet te verstoren, is de vlucht bij jagende uilen vrijwel
gruisloos. Een dicht fluwelen kussentje aan de bovenkant van de vleugels
en de op een kam lijkende tanding aan de randen van de beide buitenste
slagpennen, verbreken de luchtstroom en verminderen het geruis van de
vlucht.
Baltsgedrag Bestuderen Broedcijfer en balts Broedseizoen Houden Leren kennen Nestkasten Prepareren Sterfte Sperwers en valken Taxonomie Tellen Trek en migratie Vangen Valkerij Verzorging Voortplanting Wat zijn roofvogels Wat zijn uilen Wetgeving
Avaire goiter Avaire necropsie Chlamydia Clostridium DNA Ziek maken Trichomoniasis Vitamine A Ziekten Ziekteverwekkers